Spreek jij de taal op het water?

Spreek jij de taal op het water?

De wind is aanlandig’, zegt de kapitein terwijl hij aan de zijde van zijn schip staat waar de wind vandaan komt. ‘Aan loef’ heet dat in de ’taal op het water’. In de verte ziet hij de kust opdoemen. Hij en zijn bemanning weten dat ze ‘alle zeilen zullen moeten bijzetten’ als ze nog voor het donker de kust willen bereiken. De Nederlandse taal kent tal van woorden die zijn ontleend aan de scheepvaart. We nemen de ’taal op het water’ eens nader onder de loep.

Het ABC van de taal op het water

Wil je niet buiten de boot vallen en de taal op het water spreken, dan valt er heel wat te leren. Er bestaan namelijk een paar duizend woorden die rechtstreeks verband hebben met schepen en water. Wat dacht je bijvoorbeeld van ‘afdekkingskegel’, ofwel ‘de zone waarin de wind van een boot wordt afgedekt door de zeilen van een andere boot’. Het is een van de vele woorden die je tegenkomt wanneer je laveert door het ABC van de taal op het water.

Beleggen op de nagelbank

Wist je trouwens dat beleggen op het water een heel andere betekenis heeft dan ergens je geld in investeren? Het betekent dat je wilt voorkomen dat een touw uitloopt. Je moet het dan ook met over elkaar knijpende bochten vastmaken op de nagelbank en wel op zo’n manier dat je het ook weer gemakkelijk kunt losmaken. Met een nagelbank wordt de plek op een zeilboot bedoeld waar de touwen waarmee je de zeilen bedient, samenkomen.

Kaars aan boord

Candela, een woord uit het Latijn dat kaars betekent, maakt het ABC compleet. Het is een term die wordt gebruikt om de lichtsterkte aan te geven. Oorspronkelijk kwam 1 candela min of meer overeen met de lichtsterkte van een kaars. In de scheepvaart is dat nu natuurlijk al lang niet meer het geval. Je hebt meer nodig dan een kaars aan boord.

Krachtige en heldere lichten

Schepen maken gebruik van krachtige en heldere lichten. Op zeilschepen is een sterkte van 1 candela meestal voldoende voor een boordlicht of heklicht. 1 candela staat voor een zichtbaarheid van ongeveer 1 zeemijl. Voor toplichten, die vooral worden gebruikt op motorboten, is een krachtig licht nodig met een sterkte van minstens 4,5 candela. Dit zorgt voor een zichtbaarheid van twee zeemijlen. Voor grotere schepen geldt een lichtsterkte van wel 12 candela.

Verschil tussen bakboord en stuurboord

De taal op het water kent nog veel meer bijzondere woorden. Zo kun je op een zeilschip zomaar een dirk, dol, fender, gaffel of mik tegenkomen terwijl je aan het gijpen bent en het aantal knopen gestaag toeneemt. Wie echter nog maar net een boot, schip of jacht heeft aangeschaft, zal eerst moeten weten wat het verschil tussen bakboord en stuurboord is. Zo moeilijk is dat overigens niet. Bakboord is gezien vanuit de vaarrichting de linkerzijde van het schip en stuurboord de rechterzijde. Toch wel handig om deze termen te onthouden. Zo voorkom je verwarring.

Boot, schip of jacht?

Of je het nu over een boot, schip of jacht hebt, het zijn allemaal vaartuigen waarmee je je in het water beweegt. Toch zijn er verschillen. Menig schipper vindt het bijvoorbeeld een belediging als zijn schip een boot wordt genoemd. Maar wat is dan precies het verschil?

Met een boot worden vooral kleine vaartuigen als een sloep bedoeld. Bij een schip gaat het om grotere vaartuigen, zoals een vrachtschip. Maar helemaal duidelijk is het verschil toch ook weer niet, want waarom spreek je dan weer wel van een veerboot? Dat zijn in de meeste gevallen geen kleine schepen. In de zeventiende kreeg een vaartuig overigens alleen het predicaat schip als het zeewaardig was, anders was het een scheepje of een boot.

Bij een jacht denk je vandaag de dag al snel aan een luxe pleziervaartuig. Dat kunnen zowel volledig gemotoriseerde jachten zijn als zeiljachten die een (hulp)motor aan boord hebben. Het woord jacht (of jager) had oorspronkelijk echter een andere betekenis. Jacht sloeg in de eerste plaats op de snelheid van het vaartuig. In die zin konden ook een snel vrachtschip of vissersschuit een jacht zijn.